editie 46 / september 2015

Een woord van de voorzitter

Het loopt in veel onderhandelingen nogal moeizaam en dat zou eigenlijk niet moeten, want buiten is het deze zomer vaak veel te heet geweest om ergernissen ongeremd en daardoor ongekoeld tot de bovenkamer door te laten dringen. Zo nemen voor mijn gevoel de onderhandelingen van Lira (c.s.) met Rodap over tv en film veel te veel tijd in beslag. Het lijkt er af en toe op dat men de bastions van makers financieel uit wil roken om de arme belegerden op de blote knieën naar buiten te krijgen. En dat kan toch echt niet in overeenstemming met het karakter van de gesprekken zijn, nu zij gevoerd worden door zulke bonafide partijen.

Geschriften

Op het terrein van geschriften heeft Lira haar ernstige ongenoegen geuit over de praktisch ontbrekende bereidheid van uitgevers, voor een deel verenigd in het NUV, om concrete afspraken te maken over auteursvergoedingen voor het hergebruik van teksten. Je zou toch denken dat de afspraken over vergoedingen in collectieve exploitaties zoals die in het Convenant tussen Lira en het Nederlands Uitgeversverbond waren vastgelegd, zouden helpen om ook aan nieuwe gevallen een passend kader te bieden. Dat Convenant dateert van vijf jaar terug, maar is bij brief van 12 augustus 2015 door Lira opgezegd, toen de hopeloosheid van de pogingen om tot zaken te komen overduidelijk was geworden.

Aan Lira's kant blijft de intentie bestaan om op basis van heldere, met uitgevers gemaakte afspraken werkzaam te zijn op het digitale werkterrein. Lira wil met name digitaal een rol van enige betekenis kunnen spelen in collectieve en daarop lijkende exploitaties. Lira's inbreng zou uitgevers van dienst kunnen zijn qua rechten en vrijwaring. Uitgevers zouden zorg blijven dragen voor exploitaties zoals de verkoop van boeken, tijdschriften, e-books en kranten. Lira wil zich vooral ook bezig houden met de vergoeding voor makers overal waar sprake is van het opnieuw gebruiken van elders gepubliceerde teksten. Uitgevers – zo was de afspraak- zouden hun auteurs aanraden zich omwille van deze doelstelling bij Lira aan te sluiten. Auteurs van sterk uiteen lopende soorten werken hebben ook zonder kennis van dat nogal geheim gehouden uitgeversadvies de juiste weg weten te vinden: Lira telt inmiddels meer dan 12.000 aangesloten auteurs en journalisten.

Waardoor loopt zoiets als het Convenant fout? Waarom zijn er de laatste vijf jaar geen voor Lira relevante exploitatievormen bijgekomen, maar lijken er zelfs opties uit het lijstje van in het Convenant met name genoemde exploitaties spoorloos verdwenen te zijn? Waarom ligt bijvoorbeeld Blendle al lange tijd dwars? Zijn ze daar niet gewend aan de contractcultuur die we in Nederland bij andere uitgeefgenres ontwikkeld hebben? Om de centen kan het toch nauwelijks gaan…

Het Lira-bestuur botste bij het platform Blendle op een ernstige onevenwichtigheid in het Convenant. De daarin vervatte poging om instemming van de zijde van uitgevers tot voorwaarde te maken alvorens een dergelijke exploitatie collectief genoemd mocht worden, bleek niet te rijmen met de alleszins gerechtvaardigde wens van freelancejournalisten dat zij op zijn minst een vergoeding voor het hergebruik van hun tekst zouden ontvangen.

 

Wettelijke steun

En zo kijken we terug op twee recent ernstig overhoop gehaalde werkterreinen van Lira: de audiovisuele markt en de geschriftenmarkt. Beide kregen wettelijke steun toen op 30 juni 2015 de nieuwe auteurscontractrechtelijke artikelen in de Auteurswet werden voorzien van een handtekening van de koning der Nederlanden en daarmee op 1 juli 2015 kracht van wet kregen. Want vergeet niet dat per 1 juli de positie van makers in de zin van de Auteurswet op zijn minst in theorie danig is versterkt. Het begint al met de exclusieve licentie waarop de meeste uitgeefovereenkomsten gebaseerd zijn. Die licentie moet voortaan op schrift gesteld worden om een geldige werking te hebben. Daarnaast hebben makers een wettelijk recht gekregen op een billijke vergoeding zodra hun werk wordt geëxploiteerd. De vraag is natuurlijk: wat is billijk?

Zo zijn er veel wettelijke verbeteringen tot stand gekomen die positief uitwerken op de positie van schrijvers en journalisten. In veel gevallen dienen die verbeteringen nog handen en voeten te krijgen, maar de grondslagen zijn gelegd. En als het moet, roepen we de hulp in van hogere instanties.

KH