editie 44 / oktober 2014

In memoriam Nelleke van Maaren

Op 11 september 2014 overleed na een langdurig ziekbed Nelleke van Maaren, vertaalster van beroep en bestuurder van diverse auteursorganisaties. Zeventien jaar lang maakte Nelleke deel uit van het Lira-bestuur, eerst als secretaris, laatstelijk als vice-voorzitter. Dat waren zeventien jaar van trouwe samenwerking onder een gemeenschappelijk ideaal: recht en geld voor schrijvers en vertalers. Bij haar overlijden past een dankwoord. Een persoonlijk en bestuurlijk dankwoord.

In memoriam Nelleke van Maaren

Ik ken kende Nelleke vanaf mijn studententijd. Ik heb haar leren kennen toen ze bier stond te tappen achter de bar van studentencafé Taberna in het Prytaneum aan het Rapenburg in Leiden. Aan de andere zijde van de bar zaten vaak haar man Rudi Fuchs, de latere uitgever Laurens van Krevelen, de schrijver Maarten ‘t Hart, de auteur van verhalen Maarten Biesheuvel, heel veel anderen en ik. Ze verdedigde haar domein achter de bar bekwaam en standvastig tegen binnendringende Leidenaars, studenten en burgers, die in alcoholische nevelen gehuld zich van alles dachten te kunnen permitteren. Iedereen die dat domein zonder haar instemming betrad of zich niet hield aan de regels die er golden, kon als het moest een flinke tik van haar krijgen.

Na de Taberna-jaren waren we elkaar een jaar of tien kwijt. Mieke, mijn vrouw, vertelde me wel eens van ontmoetingen met Nelleke in Leiden waarbij ze op even knappe als krappe wijze menig kind tegelijk op de fiets vervoerde. Het transport van tweelingen is logistiek gezien soms knap ingewikkeld. Van die bakfietsen als tegenwoordig waren er nog niet.

Ik kwam in 1982 in een nieuw VvL-bestuur terecht onder voorzitterschap van Sem Dresden, Leids hoogleraar in de Franse letterkunde. Ik hoorde in mijn functie van VvL-secretaris verrast van Nellekes activiteiten als voorzitter van de werkgroep vertalers. Een jaar later hadden we haar al in het VvL-bestuur gehaald.

Ze liet zich door de afstand Eindhoven-Amsterdam niet weerhouden. Ook niet toen ze in mijn ongetwijfeld overdreven herinnering bijna alle botten gebroken had die een mens kon breken, beginnend met een gipsen arm of been. Iets wat in elk geval een kruk met zich meebracht en een moeilijk transport.

Hugo Verdaasdonk heeft een aantal jaren terug in zijn dwingende pleidooi ten gunste van  Nellekes erelidmaatschap van de VSenV haar verdiensten in die VvL-tijd voor schrijvers en vertalers uitvoerig beschreven. Ook en terecht heeft hij toen aandacht besteed aan haar werk als voorzitter van de werkgroep vertalers. Maar nog belangrijker was naar mijn mening haar entree in het toenmalige VvL-bestuur.

Dresden, Nelleke en ik werden in dat VvL-bestuur ook wel – en zeker niet altijd aardig bedoeld – gekarakteriseerd als de Leidse maffia. Nelleke verwierf zich die eretitel vooral door de manier waarop zij voorstellen en argumentaties die niet deugden, met één enkele blik volkomen en voorgoed kon liquideren. Menigeen is onder haar boze blik verschrompeld tot een onbeduidend hoopje ellende. Menigeen was ook niet opgewassen tegen die eenvoudige vraag van haar: ‘Hoe kom je dáár nou bij?’

Toen ik in 1986 van de VvL naar Lira ging om daar de eerste voorzitter van te worden, is Nelleke nadien nog drie jaar in het VvL-bestuur werkzaam geweest. Op afstand heb ik nog enig coördinerend werk mogen verrichten toen een dienstdoende bestuurder net iets te vaak over de Hoge Raad begon te zeuren. Het gevolg was dat zij en enkele andere gelijkgezinden via mij van elkaar te weten kwamen hoe ze over dat bestuurslid dachten. Toen was het met de arme man snel gedaan.

Aan het eind van haar bestuurlijke periode in de VvL heb ik me gehaast om haar naar Lira te halen. Sindsdien heeft ze een rol van betekenis gespeeld in de op- en uitbouw van Lira. Ze kreeg het vanaf 1990 bestuurlijk steeds drukker. Ze werd in die periode voorzitter van de Stichting Vertalershuis, secretaris van het bestuur van het Literair Productie- en vertalingenfonds, bestuurslid van de Stichting Rechtshulp Auteurs. Twee keer is ze vier jaar lang voorzitter van de adviescommissie Stichting Lira Fonds geweest en dan leg ik me in dit lijstje nog ernstige beperkingen op. Het moge duidelijk zijn: haar verdiensten zijn evident en groot.

Haar methode ook: naast de glimlach bracht ze verontrusting over door indringend kijken. Ze haalde het matje onder iemands voeten vandaan door het trekken van een op allercharmantste wijze verbaasd gezicht. Finale bestuurlijke liquidatie van bedoeld persoon vond plaats door het stellen van een eenvoudige vraag als zojuist genoemd.

Maar laat ik daar meteen aan toevoegen: dit alles onbetwistbaar met de beste bedoelingen, namelijk het verbeteren van de werk- en leefcondities van schrijvers en vertalers. Dus functioneel. Wij, andere bestuurders, zeiden wel eens: als we in voorkomende gevallen geen uitweg meer zien, sturen we Nelleke erop af…

Van grote persoonlijke moed – het is maar een voorbeeld – gaf ze blijk door een barjuffrouw die nog nooit van auteursrecht had gehoord en in die kalme onwetendheid een rekening van de Stichting Reprorecht had ontvangen en opengemaakt, rustig uit te gaan staan leggen waarom ze die toch écht moest betalen.

Toen was ze weg, met het passende Lira-ereteken, uit het Lira-bestuur. We hebben haar gemist, zagen haar nog wel, maar niet zo vaak meer, hoorden van haar en anderen enthousiaste verhalen over hoe ze met haar kleinkinderen omging, hoe ze vaak naar het familiehuis in Little Snoring, Norfolk, reisde, en aan het eind van dat feest van de ouderdom kwam dan de schok: dat ze ernstig, ja zelfs ongeneeslijk ziek was.  

Ze droeg haar ziekte met de dapperheid die we van haar gewend waren. We hebben met verdriet en trots onder grote belangstelling afscheid van haar genomen. Nog net op tijd was haar selectie uit de dagboeken van George Orwell in haar vertaling op de markt gebracht. Ik zal vooral de passages over Orwells tuin met belangstelling lezen, omdat ze met de vertaling daarvan bezig was toen ik haar bezocht.

Kees Holierhoek, 
voorzitter Lira