editie 40 / mei 2013

Het uitleendilemma in digitale sferen

Wie een zinnige discussie over het digitale leenrecht op wil zetten, moet zich realiseren dat leenrecht een bijzondere vorm van auteursrecht is. Wie over leenrecht spreekt, heeft het over een uitzondering op de regel. Leenrecht wijkt af van het gewone auteursrecht doordat het geen verbodsrecht kent. Het verbodsrecht is bij wet vervangen door een aanspraak op een billijke vergoeding. Als auteur of uitgever kun je je niet met succes verzetten tegen de uitleen door een openbare bibliotheek van je boek.

Het uitleendilemma in digitale sferen

Wel of geen digitaal leenrecht?

Daarmee zijn we meteen waar we wezen willen: kan een auteur of uitgever de openbare bibliotheek met succes verbieden een digitaal boek, een e-book, uit te lenen? Algemeen heerst onder juridische experts de opvatting dat digitaal uitlenen momenteel niet is toegestaan, en wel op grond van bestaande Nederlandse en Europese wetgeving. Die Europese wetgeving is te vinden in de richtlijn over het leenrecht op grond waarvan het 'analoge' in de zin van niet-digitale leenrecht in de jaren negentig van de vorige eeuw vorm heeft gekregen.

Daarbij geldt één uitzondering: het uitlenen van een digitale tekst op een drager (denk aan een e-reader die door een lid van de bibliotheek mee naar buiten wordt genomen) wordt als niet onderworpen aan een verbodsrecht beschouwd. Dat mag dus. Feit is echter dat het uitlenen van 'voorbespeelde' e-readers niet tot de echt florerende activiteiten van bibliotheken behoort. En de vaak zo hartstochtelijk door openbare bibliotheken geuite wens om toegang tot de digitale uitleenwereld te krijgen heeft zeker niet betrekking op uitsluitend het meenemen van e-readers.  

Je kunt concluderend rustig zeggen: in de huidige situatie valt het niet te voorzien of en zo ja wanneer in de EU het heersende uitleenregiem drastisch wordt gewijzigd door het digitale uitleenterrein voor openbare bibliotheken te openen. 

En nog minder te voorspellen valt het onder welke voorwaarden dat zal gaan gebeuren.
 

Belang van bibliotheken

De Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB) in Nederland spant zich inmiddels al jaren in om toestemming te krijgen tot digitale uitleen. De VOB zou graag zien dat het leenrecht-in-het-algemeen zou worden uitgebreid tot ook de digitale uitleen eronder zou vallen. Er zijn een aantal initiatieven van bibliotheekzijde geweest om daartoe te komen. Er is overleg gevoerd met auteursvertegenwoordigers en vooral ook met uitgevers, als groep en toen dat niet het gewenste resultaat opleverde, op individuele basis. Deze initiatieven hadden mede tot doel de technische en juridische kaders te verkennen die bij dit alles een rol spelen. 

Technisch gezien is er een vooruitzicht geopend op een platform dat ook voor digitale uitleen door bibliotheken –maar niet uitsluitend daarvoor- geschikt zou zijn. Juridisch stuitte men op wat hiervóór al aangeduid werd als de beperking die het traditionele leenrecht kent ten aanzien van het soort werken dat eronder valt, en dus nog niet wat ik maar even aan blijf duiden als digitale werken. 

Te oordelen naar wat er nog meer wordt beproefd heeft een en ander de bibliotheken teleurgesteld en wil men aan die zijde een veel krachtiger eigen positie voor de digitale uiteen door openbare bibliotheken.
 

Uiteenlopende houdingen in Stichting Leenrecht

De vergaderingen van de Stichting Leenrecht, door de toenmalige minister belast met de inning en primaire verdeling van leenrechtgelden, weerspiegelen vrij nauwkeurig de uiteenlopende opvattingen over de wenselijkheid van de uitleen van e-books. Vertegenwoordigers van uitgevers hebben de neiging de uitleen van e-books tot het werkterrein van uitgevers te rekenen. Vertegenwoordigers van auteurs willen nog wel eens onder strikte voorwaarden de uitleen van digitale teksten welwillend tegemoet treden, maar in beide kampen worden evengoed ook daarvan afwijkende gezichtspunten aangetroffen. Het hangt er maar vanaf hoe groot door de betrokken groep of persoon het risico wordt ingeschat op ontwrichting van de boekenverkoop als gevolg van de introductie van digitale uitleen. Een kopie is meestal gauw gemaakt. Auteurs en uitgevers vrezen als gevolg daarvan een misschien wel fatale ontwrichting. 

Vanuit die vrees is het begrijpelijk dat beide groepen terughoudend zijn en de voortgaande pogingen van de zijde van bibliotheken om een digitale doorbraak op hun werkterrein te bereiken met grote voorzichtigheid of soms zelfs ergernis bezien.

Binnen de Stichting Leenrecht heeft dat bestuurlijk geleid tot het innemen van een vooralsnog passieve houding. Binnen het bestuur van Leenrecht tekent zich na frequente discussies een gezamenlijk gedragen beleid af waarin de bereidheid van Leenrecht wordt uitgesproken om waar wenselijk en mogelijk uitvoering te geven aan wat partijen (bibliotheken, auteurs, uitgevers) op het punt van digitale uitleen onderling binnen de grenzen van wat wettelijk is toegestaan overeenkomen. 

De vraag blijft natuurlijk wat partijen overeen zullen komen. 
 

Lira's positie

Lira heeft in dit geheel een eigen positie ingenomen en die positie in een convenant met het Nederlands Uitgeversverbond (NUV) vastgelegd. Dat gebeurde al in maart 2010. Daarin is vastgelegd wat de rol van Lira zal zijn ten aanzien van individuele en collectieve exploitaties van digitale werken, zoals e-books. Kort gezegd komt het erop neer dat Lira uit de aard van haar missie collectieve exploitaties doet (digitaal leenrecht) en de auteur met zijn uitgever de individuele exploitatie (boekverkoop). Zo houdt Lira zich bezig met grote exploitaties in bibliotheken en door omroepen, terwijl de auteur met zijn uitgever afspreekt wat het e-book in de verkoop moet kosten.

Lira heeft zich deze positie verworven door de verspreiding van nieuwe aansluitingscontracten. Auteurs hebben daarop in grote aantallen positief gereageerd door hun zogenoemde digitale rechten aan Lira over te dragen. Via hetzelfde nieuwe aansluitingscontract zijn zij gehouden voor bepaalde rechten op niet exclusieve basis last en volmacht te verlenen ten behoeve van de collectieve uitoefening van deze rechten. Dat laatste wil zoveel zeggen als: van aangesloten auteurs heeft Lira een bevoegdheid gekregen namens de auteur toestemming te verlenen tot bepaalde collectieve exploitaties, terwijl ook de auteur zelf kan besluiten die toestemming te geven. 

De praktijk bewijst dat collectieve rechtenverlening alleen dan voorspoedig kan worden uitgevoerd als er overeenstemming bestaat tussen verschillende soorten van rechthebbenden en hun rechten beherende organisaties en betrokken vakorganisaties, in dit geval tussen (organisaties van) auteurs en uitgevers. Ook voor de definiëring van wat als collectieve rechtenverlening kan worden beschouwd, is onderlinge overeenstemming in de praktijk veelal onontbeerlijk.

Lira richt zich als auteursrechtorganisatie op collectieve rechtenverlening in collectief geëxploiteerde projecten en laat de exploitatie voorzover deze individueel kan worden uitgeoefend, graag aan de uitgever en auteur over. De uitgever zal de exploitatie ter hand nemen op grond van een overeenkomst met de betreffende auteur, terwijl Lira optreedt wanneer een collectieve regeling kan worden getroffen en collectief vergoedingen voor auteurs worden geïncasseerd op grond van collectieve rechtenverlening, respectievelijk collectieve vrijwaring. 
 

Definitie individuele rechtenverlening

Onder individuele rechtenverlening wordt in deze samenwerkingsovereenkomst tussen Lira en het NUV verstaan: contracten tussen een gebruiker en een uitgever die mede namens de auteur afspraken maakt over de voorwaarden van het gebruik en exploitatie van het uitgegeven werk, met, voor zover relevant, toepassing van de voorwaarden vastgelegd in modelovereenkomsten zoals overeengekomen tussen de betrokken uitgeversorganisatie en de betrokken beroepsorganisatie van auteurs.  
 

Definitie collectieve rechtenverlening

Onder collectieve rechtenverlening wordt in deze samenwerkingsovereenkomst verstaan: een in overleg met het Nederlands Uitgeversverbond, of met de betrokken Groep uitgevers of met de betrokken individuele uitgever(s) tot stand gekomen rechtenverlening met betrekking tot uitgegeven werken tussen een gebruiker of een groep gebruikers en Lira namens in beginsel alle of een groot deel van de betrokken of aangesloten auteurs.

Huidige voorbeelden van collectieve rechtenverlening zijn: (digitaliserings)projecten in de culturele erfgoedsfeer, zoals het project Databank Digitale Dagbladen, een overeenkomst met de Koninklijke Bibliotheek om vóór 1996 verschenen dagbladen te digitaliseren en beschikbaar te stellen waarbij Lira de bijdragen van auteurs en freelance-journalisten afdekt.

Ook de collectieve schadevergoedingsclaim, zoals recent ten overstaan van het Google Book Search-project aan de orde is geweest, moet als vorm van collectieve rechtenverlening beschouwd worden.

Al van heel wat jaren terug dateert de LiteROM-regeling, een collectieve regeling voor de digitalisering en beschikbaarstelling van een grote verzameling recensies en artikelen over Nederlandstalige literatuur, uitgevoerd door Lira en PRO.

Evenzeer vallen digitaliseringprojecten van archieven van dagblad en tijdschriftuitgevers waarbij o.a. een beroep wordt gedaan op Lira voor de vertegenwoordiging en verdeling van auteursrechtelijke vergoedingen van de auteurs.  

In het kader van dit artikel over het digitale uitleendilemma is van belang dat reeds in 2010 is gedacht aan mogelijke collectieve regelingen voor tijdelijke terbeschikkingstelling van gedigitaliseerde werken door bibliotheken (analoog aan de thans bestaande leenrechtregeling).
 

Overeenkomst Lira-NUV

Lira en het Nederlands Uitgeversverbond zijn overeengekomen dat Lira zich in de regel beperkt tot collectieve toepassing van aan haar overgedragen zogeheten digitale rechten (zie aansluitingscontract onder III a tot en met d). Een soortgelijke beperking ondergaat de niet exclusieve last en volmacht als bedoeld in artikel II a inzake de uitzending van audio(visuele) werken gebaseerd op uitgegeven werken. Evenzo de niet-exclusieve last en volmacht als bedoeld in artikel II b.

Lira en het Nederlands Uitgeversverbond c.q. de betrokken Groep uitgevers of de betrokken individuele uitgever(s) zullen, wanneer LIRA aangeeft dat een bepaalde vorm van gebruik zich bij uitstek leent voor Collectieve rechtenverlening, in overleg treden over de vraag of Collectieve rechtenregeling voor die vorm(en) van gebruik de voorkeur heeft boven Individuele rechtenverlening en zo ja op welke wijze de uitvoering het beste plaats kan hebben. Het overleg zal plaatsvinden in de geest van samenwerking en met oog voor de wederzijdse belangen bij de exploitatie van de werken.

Mocht een geschil ontstaan, dan is er voorzien in een procedure die tot een oplossing moet leiden. 
 

Individuele exploitatie

Het uitgangspunt bij de gemaakte afspraken is dat de auteur en de vertaler, als zij dat willen, aan de uitgever een exclusieve licentie verlenen om hun werk als e-book te exploiteren tegen een gangbaar gebleken vergoedingsregeling. Wat een gangbare vergoeding is voor schrijvers en vertalers van wie een e-book verschijnt, is te vinden in de (toelichtingen bij) de Modelcontracten op de website van de Vereniging van Letterkundigen. 
 

Conclusies

Digitale uitleen valt momenteel ook blijkens een door het ministerie OCW in gang gezet onderzoek van recente datum nog niet onder het leenrecht. Of het er ooit onder zal gaan vallen is niet zeker. Dat wil zeggen: op het ogenblik is het voor bibliotheken die graag ook digitaal willen gaan uitlenen/ter beschikking stellen, heel erg lastig om van rechthebbenden, te weten auteurs (Lira) en uitgevers, toestemming tot digitale uitleen te krijgen aangezien er een verbodsrecht in het spel is. Bij het gewone leenrecht is dit verbodsrecht wettelijk vervangen door de aanspraak van auteur en uitgever op een billijke vergoeding, door de Stichting Leenrecht te incasseren bij de uitlenende bibliotheek.

In de digitale sfeer kan een rechthebbende nog een uitleen verbieden, in de analoge kan dat niet meer.

KH