editie 37 / mei 2012

Literaire Vertaaldagen 2011

Op 9 en 10 december 2011 vonden – voor het eerst in Amsterdam – de dertiende Literaire Vertaaldagen plaats. Thema was ditmaal: ‘Vertalen en tijdgeest: de houdbaarheid van de vertaler’. Hoe lang kunnen vertalers mee? Moeten zij zich op een gegeven moment niet meer aan een bepaald soort (moderne) teksten wagen? Hoe ervaren ze zelf de houdbaarheid van hun vertalingen van decennia geleden? Zijn ze in de loop der jaren anders gaan vertalen? En hoe staat het met jongere vertalers die teksten van (veel) oudere auteurs krijgen voorgeschoteld? Wat is het beleid van uitgevers? Houden ze bij de keuze van een vertaler rekening met diens leeftijd en geven ze jongere, minder ervaren vertalers een kans?

Literaire Vertaaldagen 2011  

Automobilisten

In zijn openingswoord vergeleek Peter Bergsma oudere vertalers met automobilisten die van hun kinderen of anderen uit hun omgeving op een gegeven moment moeten horen: ‘Nu is het genoeg geweest.’ Het thema was dan wel in de eerste plaats gekozen vanwege de toenemende vergrijzing in vertalersland, maar doordat die grijze generatie nog volop actief is, hebben pas afgestudeerden aan de Master Literair Vertalen en de VertalersVakschool moeite om bij uitgevers binnen te komen, zeker nu de vertaalmarkt krimpt.

Hierna was het woord aan de vijf sprekers: oudere vertalers, jongere vertalers en een vertegenwoordiger van een uitgeverij, afgewisseld door discussies met de zaal.

 

Kris Lauwerys

Kris Lauwerys, een jonge Vlaamse vertaler die vooral werk vertaalt van oudere of al overleden auteurs, noemde zichzelf een ‘tijdperken- en tekstenversleper’ die taalschatten die hem niet eigen zijn, naar zijn eigen tijd en vocabularium moet zien over te brengen. Om bijvoorbeeld Gregor Von Rezzori te vertalen, had hij boeken van Tolstoj, Mann, Dostojevski, Couperus en Balzac gelezen. Een wapen noemde hij ook zijn Vlaamse afkomst, want ‘in Vlaanderen spreekt iedereen nog een beetje zoals honderd jaar geleden…’ Lauwerys zei steeds minder kans te krijgen om aan ‘zelfcasting’ te doen en boeken te kiezen die hem liggen. ‘Ik voel me een beetje een acteur die al jaren speelt in trage films die het van suggestie moeten hebben. Werkloos, omdat die films gewoon niet zo vaak meer worden gedraaid en omdat er oudere acteurs zijn met een langere staat van dienst die eerder dan ik telefoon van een uitgever krijgen. Logisch, maar niet echt hoopgevend.’

 

Rolf Erdorf

‘Doch alle Lust will Ewigkeit’ was de titel waaronder de Duitse vertaler Rolf Erdorf op de vraag inging hoe hij als relatief oudere vertaler te werk gaat bij het vertalen van young adult-literatuur. Belangrijker dan het jasje was zijns inziens het tijdgebonden detail. Een vertaler moet oog hebben voor de wereld om hem heen, of om met Luther te spreken ‘dem Volk aufs Maul schauen’. En wat uitdrukkelijk voor de oudere vertaler pleit is dat een bepaalde afstand soms goed of zelfs nodig is om ergens over te kunnen schrijven. Bovendien: een literatuur voor de jeugd of voor jong volwassenen impliceert hoe dan ook dat ouderen iets aan jongeren doorgeven.

 

Peter van der Zwaag

Op de vraag in hoeverre uitgevers bij de toewijzing van bepaalde vertaalopdrachten de leeftijd van vertalers laten meewegen, had Peter van der Zwaag, hoofdredacteur vertaalde literatuur van De Bezige Bij, een kort antwoord: ‘Extreme gevallen daargelaten, speelt leeftijd daarbij eigenlijk geen rol. Zo zullen we een jonge, onervaren vertaler niet vragen om het volledige werk van Marcel Proust opnieuw te vertalen en voor een edgy cultboek geen oudere vertaler vragen.’ Veel belangrijker dan de leeftijd van de vertaler vond Peter van der Zwaag factoren als persoonlijke affiniteit met een onderwerp, het vermogen hetzelfde register als de auteur aan te boren en de bereidheid om onderzoek te doen. ‘Het is aan ons, redacteuren, om in te schatten welke vertalers de benodigde interesse en kwaliteiten hebben, maar het is ook aan de vertalers om aan te geven waar hun grenzen liggen.’

 

Marijke Emeis

Marijke Emeis, al vijfendertig jaar literair vertaler Engels-Nederlands, ging in op de vraag of de voortschrijdende leeftijd ook voortschrijdend vertaalinzicht brengt. Ze vond van wel: ‘Ik vertaal beter dan vroeger, vind ik, soepeler, terwijl ik nog altijd streef naar nauwkeurigheid. Een vertaler heeft altijd zijn oren en ogen open en registreert al luisterend en lezend een leven lang. Het streven naar precisie is al die jaren gebleven, maar het gaat minder krampachtig dan vroeger. Ik “durf” meer, vooral in het Nederlands, en ben minder bang dat het “raar” zal staan.’ Om haar standpunt te illustreren. vergeleek Marijke Emeis een vertaling van haar uit 1986 met twee recentere versies.

 

Jeanne Holierhoek

Tot besluit sprak Jeanne Holierhoek over de vraag wat de tijd/leeftijd met je doet als vertaler. ‘Na mijn eerste vertaling dacht ik onbekommerd: dit is perfect, en niemand had het beter gekund, maar het was ook meteen de laatste keer dat ik dat heb gedacht. Niet eens zozeer omdat er veel aan werd gecorrigeerd, maar omdat ik geleidelijk steeds duidelijker ben gaan inzien hoeveel verschillende mogelijkheden er zijn om een tekst te vertalen. Vertalen gaat met de jaren ook niet sneller, eerder langzamer. Ten eerste wordt de blik van de vertaler breder, zodat hij steeds meer vertaalmogelijkheden ziet waaruit hij moet kiezen. Ten tweede gaat hij steeds moeilijker boeken vertalen. (‘Vertalers willen immers laten zien wat ze kunnen, en uitgevers zoeken voor prestigieuze projecten vaak ervaren vertalers.’) En de derde reden voor de vertraging die in de loop van het vertalersbestaan optreedt is “omzorg”. die begint met het controleren van de aanbiedingstekst en de tekst op het achterplat, en die steeds verder gaat: je schrijft eens een nawoord, geeft een lezing, doet een workshop, doet mee aan acties en voor je het weet zit je ook nog in een bestuur.’

 

Marjolijn Februari

‘Uitsmijter’ was dit jaar Marjolijn Februari, romanschrijver, columnist van NRC Handelsblad en rechtsfilosoof, die zich een fervent voorstander van vertalen verklaarde. ‘Ik behoor niet tot de hooghartigen die alles in het origineel willen lezen, omdat ik denk dat een goede vertaling meer recht doet aan een boek dan een slechte lezer.’ In het bijzonder ging zij in op ‘de verborgen keuzes die een schrijver maakt om tot een register en een genre te komen. Voor de vertaler zijn genre, register, jargon, vocabulaire een gegeven, maar voor de schrijver niet, en er wordt weinig gepraat over de afwegingen die leiden tot dit soort taalkeuzes.’ Zij illustreerde dit aan de hand van de eerste anderhalve bladzijde van haar roman De literaire kring en de haars inziens voortreffelijke Engelse vertaling daarvan door Paul Vincent, die in de zaal aanwezig was.

 

Letterenfonds Prijzen 2011

Tot besluit van de symposiumdag werden de Letterenfonds Prijzen 2011 voor de vertaler als cultureel bemiddelaar uitgereikt aan Claudia di Palermo (Nederlands-Italiaans), Vincent Hunink (Latijn-Nederlands) en Bartho Kriek (Engels-Nederlands).

Op zaterdag werd traditiegetrouw een zestiental vertaalworkshops gehouden, ditmaal in het Vossius Gymnasium, met als ‘bijzondere’ talen Noors-Nederlands, Russisch-Nederlands en Nederlands-Turks. 

Het aantal inschrijvingen voor de symposiumdag op vrijdag bedroeg 378, dat voor de workshops op zaterdag 186 – in beide gevallen absolute records.

De Literaire Vertaaldagen werden traditiegetrouw gesteund door het Lirafonds, het Nederlands Letterenfonds, het Vlaams Fonds voor de Letteren, het Expertisecentrum Literair Vertalen en de Vereniging van Schrijvers en Vertalers. De praktische organisatie van de Vertaaldagen was zoals gebruikelijk in handen van het Vertalershuis Amsterdam.

RV