editie 30 / december 2009

Grote digitaliseringsprojecten (2)

Digitaliseren en vervolgens onsite- en online beschikbaar stellen van teksten is aan de orde van de dag. Het lijkt een niet te stuiten fenomeen. Rechthebbenden kunnen zich er maar beter goed op voorbereiden om niet verrast en vervolgens overweldigd te worden.

Commerciële exploitatie

Die voorbereiding kan het best beginnen door zich te realiseren dat niet iedere digita­lisering en verdere terbeschikkingstelling hetzelfde is. Een belangrijk verschil betreft de vraag of een en ander een commercieel of een niet-commercieel doel heeft. In commerciële projecten geldt als ideaal een vergoedingsregeling van 50% van het netto-resultaat, zoals in een schikking van de LiteROM-zaak indertijd werd overeengekomen. De andere helft was toen voor de digitale uitgever die vergeten was aan rechthebbenden vooraf om toestemming te vragen.

Waar zoiets moeilijk uit te rekenen valt of op andere bezwaren stuit, kan deze netto-regeling benaderd worden door een bruto-regeling, zoals dat ook bij de verkoop van papieren boeken het geval is waar een historisch gebruikelijke norm van in eerste instantie 10% van de bruto-ver­koop­prijs excl. BTW met -naar gelang er meer boeken verkocht worden- een hoger percentage, uiteindelijk geacht wordt te leiden tot een gelijk netto-resultaat tussen auteur en uitgever voor wat de exploitatie van dit ene boek betreft.

Google

In de USA heeft Google met Amerikaanse auteurs en uitgevers overeenstemming bereikt over digitalisering en online-terbeschikkingstelling van boeken. Er loopt een bezwarenprocedure waardoor die overeenstemming nog niet bepalend is geworden. Maar beide partijen lijken tevreden over de overeenstemming.

In de Google-settlement gaat het echter over iets anders dan wat op het ogenblik in Nederland plaats vindt: onderhandelingen tussen bibliotheken, archieven en musea enerzijds en anderzijds organisaties van rechtheb­benden over vele en soms heel grote digitaliseringsprojecten.

Google is een commerciële partij, uitgevers zijn dat ook, en misschien weten auteurs het niet altijd van zichzelf, maar zij zijn dat ook. Bibliotheken daarentegen beschouwen zichzelf als niet-commercieel.

Het valt aan te nemen dat de Google-deal tussen commerciële partners ook zijn invloed op Europa hebben zal. Niet dat noodzakelijkerwijs een gelijkluidende kopie van die overeenkomst ook voor Nederland zal gaan gelden. Wél dat er van die overeenstemming invloed op soortgelijke Nederlandse afspraken uit zal gaan.

Niet-commerciële exploitatie

Zoals gezegd: anders maar verwant is het overleg in Nederland tussen vertegenwoordigers van bibliotheken, verenigd in FOBID, en vertegenwoordigers van collectieve beheersorganisaties van rechthebbenden, zoals Lira (voor schrijvers, vertalers en journalisten) en Pictoright (voor fotografen en illustratoren).

Dat overleg speelt zich op twee niveaus af: op het niveau van concrete projecten zoals bijvoor­beeld het kranten-digitaliseringsproject van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag en op een hoger algemener niveau waarop geprobeerd wordt om tot afspraken te komen die op het concrete niveau kunnen worden toegepast. Dat gebeurt in de Commissie Digiti8e.

Vergoeding

Tot nu toe is de meeste aandacht uitgegaan naar wat er in de cultureel erfgoed-sfeer door wetenschappelijke bibliotheken, musea en archiefinstellingen gewenst wordt en wat daar aan de kant van de rechthebbenden als wenselijke regeling inclusief vergoeding tegenover wordt gesteld. In deze problematiek zijn vorderingen gemaakt, maar overeenstemming is er nog niet bereikt.

Het lijkt erop dat er in het digitaliserings- en terbeschikkingstellingproces twee belangrijke auteursrechtelijk relevante handelingen plaatsvinden. In zijn oervorm bestaat het proces uit de volgende onderdelen:

(a) digitalisering: het maken van een digitale verveelvoudiging van een origineel in de collectie (daarvoor is in de regel toestemming vereist en daarmee kan deze handeling in beginsel als vergoedingsplichtig beschouwd worden);

(b) terbeschikkingstelling van gedigitaliseerd werk >door middel van daarvoor bestemde terminals in de gebouwen van die instellingen aan individuele leden van het publiek voor onderzoek of privé-studie= (citaat uit artikel 15h uit de Auteurswet Aw en de conclusie dat dit wettelijk is toegestaan ingevolge dit artikel 15h Aw)

(c) terbeschikkingstelling van gedigitaliseerd werk via een besloten netwerk in en buiten de gebouwen van die instelling aan geselecteerde afnemers (dit is een vorm van openbaarmaking, daarvoor is toestemming vereist en daarmee is deze handeling in beginsel vergoedingsplichtig)

(d) terbeschikkingstelling van gedigitaliseerd werk via een open netwerk in en buiten de gebouwen van die instelling aan iedereen (ook voor deze verdergaande openbaarmaking is toestemming vereist en daarmee is deze handeling eveneens in beginsel vergoedingsplichtig).

Vandaar dat rechthebbenden aanvankelijk tot de vaststelling zijn gekomen dat onafhankelijk van de hoogte van de vergoeding in beginsel twee soorten vergoedingen verschuldigd zouden kunnen zijn:

- een digitaliserings- of verveelvoudigingsvergoeding die kan variëren naar het aantal pagina=s en de omvang per pagina van het te digitaliseren werk

- en een terbeschikkingstellings- of openbaarmakingsvergoeding die varieert naar de hoogte van de investering en/of de exploitatiekosten van het project, zoals dat bij grote exploitaties van auteursrechtelijk beschermde werken (denk aan de uitleen van boeken door openbare bibliotheken) het geval is.

Sinds deze uitgangspunten op tafel zijn gelegd zijn de gesprekken daadwerkelijk op gang gekomen. In een open gedachtewisseling is vervolgens geprobeerd voor de vergoeding van beide relevante momenten tot een eenvoudig te hanteren sleutel te komen, bijvoorbeeld één percentage van de productiekosten als onterugvorderbaar maar verrekenbaar voorschot, gevolgd door een jaarlijkse vergoeding die in hoogte onder meer afhankelijk is van het commerciële of niet-commerciële karakter.

In het verschiet liggen nog voortgaande discussies over de wijze waarop projecten centraal dienen te worden aangemeld (het meldpunt digitalisering), de vrijwaring die door de collectieve beheersorganisaties moet worden verleend, de verdeling van ontvangen vergoedingen en de beroep- en bezwaarprocedure bij de Commissie Digiti8e.

Het alternatief voor dit alles is dat digitaliserende instellingen zelf op zoek gaan naar de benodigde licenties en met rechthebbenden individuele onderhandelingen beginnen. Gek genoeg stoppen ze daarbij vaak veel geld in het salaris van de persoon of de personen die de rechthebbenden opsporen om vervolgens aan de rechthebbenden een verbluffend onnozel voorstel te doen: of ze in willen stemmen met de gratis terbeschikkingstelling van het betreffende gedigitaliseerde werk. Ik kan me niet voorstellen dat zoiets zonder een gevoel van schaamte kan worden gedaan, maar veel hangt natuurlijk af van de omstandigheden.

De Auteurswet voorziet in een buitengewoon genereuze wettelijke afwikkeling van het auteursrecht. Als de maker 70 jaar dood is, kan iedereen geheel gratis en naar eigen willekeur gebruik maken van een met bloed, zweet en tranen (of op veel vrolijker wijze) gecreëerd werk. Voor sommigen is die gift aan de gemeenschap kennelijk niet genoeg. Zij willen de eigendom vanaf de geboorte.

Het standpunt van rechthebbenden-vertegenwoordigers in de gesprekken met FOBID moge duidelijk zijn: zij zouden graag tegen redelijke voorwaarden dit soort projecten mogelijk maken. Een eerste contract terzake is vrijwel afgerond. Als het goed is, gaan er nog honderden volgen.

KH