editie 3 / december 2000

De Leenrechtrepartitie 2000

Naar verwachting in de maanden november/december 2000 worden de leenrechtgelden 2000 verdeeld onder schrijvers en vertalers voor hun door Nederlandse openbare bibliotheken uitgeleende boeken. Onder alle rechthebbenden op geschriften tezamen valt een bruto-bedrag te verdelen van ongeveer 28 miljoen gulden. Vorig jaar (1999) was dat nog 23 miljoen. Een niet onbelangrijke stijging derhalve.

Dat bedrag van ongeveer 28 miljoen gulden in het jaar 2000 wordt opgebracht door de openbare bibliotheken in Nederland die op grond van een eind 1995 ingevoerde wijziging in de Auteurswet een billijke vergoeding verschuldigd zijn aan rechthebbenden voor de wettelijk toegestane uitleen van auteursrechtelijk beschermde werken, zoals boeken en andere geschriften.

 

Hoeveel geld bibliotheken voor die toegestane uitleen moeten betalen, wordt bepaald in onderhandelingen tussen betalingsplichtige bibliotheken en tot incasso gerechtigde rechthebbenden. Deze onderhandelingen onder leiding van een onafhankelijke voorzitter met een beslissende stem vinden plaats in de bij wet in het leven geroepen Stichting Onderhandelingen Leenvergoedingen (StOL).

 

De verschuldigde bedragen worden bij de bibliotheken geïncasseerd door de Stichting Leenrecht die daartoe door de minister van Justitie, in overeenstemming met zijn collega van OCW, als incasso-organisatie  is aangewezen.

 

In opdracht van de Stichting Leenrecht en onder eind-verantwoordelijkheid van de Stichting Leenrecht verdeelt de Stichting LIRA jaarlijks de leenrechtgelden die bestemd zijn voor schrijvers en vertalers.

 

Om vast te kunnen stellen wie er aanspraak kan maken op hoeveel geld, wordt er jaarlijks een steekproef bij regionaal gespreide Nederlandse openbare bibliotheken gehouden met een omvang die zich beweegt in de richting van de 50% van het totaal aantal uitleningen.

 

Uitsluitend aan schrijvers en vertalers wier werk blijkens de steekproefgegevens is uitgeleend, wordt een leenrechtvergoeding uitbetaald.

 

Uit de steekproef wordt in de regel duidelijk welke titels er in een bepaald jaar zijn uitgeleend, hoe vaak de betreffende titel is uitgeleend, en wie daarvan de schrijver en vertaler zijn.

 

Alvorens tot berekening van de hoogte van de leenrechtvergoeding over te gaan stuurt de verdelingsorganisatie LIRA de gegevens van in de steekproef aangetroffen titels ter controle aan rechthebbenden toe, in de vorm van een controle-specificatie. Hun wordt gevraagd om de juistheid van die gegevens te controleren. Meer in het bijzonder gaat het daarbij om de vraag:

- of er geen leenrechthebbende schrijvers en vertalers op een titel vergeten zijn

- of de genoemde rechthebbenden ook daadwerkelijk de schrijver of vertaler zijn en niet in een andere hoedanigheid bijvoorbeeld als fotograaf, illustrator, grafisch ontwerper of uitgever bij de uitgave zijn betrokken

- tenslotte: of de namen, adressen en bank-/girogegevens van de schrijver en vertaler correct staan vermeld.

 

Na verwerking van de binnengekomen op- en aanmerkingen berekent de Stichting LIRA de hoogte van de leenrechtvergoedingen. De berekende gelden worden zoveel mogelijk uiterlijk in december van elk jaar uitbetaald. Deze uitbetaling gaat vergezeld van een definitieve specificatie. Dat is een overzicht van de daadwerkelijk uitgeleende titels, met daarop de namen van de leenrechthebbenden, het aantal keren dat een titel binnen de steekproef is uitgeleend en de voor de hoogte van de leenrechtuitkering mede-bepalende consumentenprijs van het boek bij eerste verschijnen.

 

Latere prijswijzigingen van het boek worden alleen in de berekening meegenomen als zij vergezeld gaan van een ander ISB-nummer. Dat zal het geval zijn bij een herdruk in gewijzigde vorm, als bijvoorbeeld van een gebonden boek een pocket-editie verschijnt.

 

Prijzen en prijswijzigingen worden gehaald uit onafhankelijke bronnen en zijn niet afkomstig van de rechthebbenden zelf, dit om de integriteit van de prijsgegevens te waarborgen. Zijn deze prijsgegevens ten aanzien van een titel niet voorhanden, dan wordt uitgegaan van een jaarlijks forfaitair bepaalde gemiddelde prijs.

 

Eventuele klachten van leenrechthebbenden dienen binnen twee maanden na de repartitie waarop ze betrekking hebben, schriftelijk en gemotiveerd bij LIRA te worden ingediend. Binnengekomen klachten worden voorgelegd aan een adviescommissie. Het bestuur van LIRA neemt naar aanleiding van het uitgebrachte advies een besluit over de klacht.

 

Tegen dit bestuursbesluit is beroep mogelijk bij de gewone rechter in Den Haag, zoals de Auteurswet in artikel 15e bepaalt.

 

Aanspraken van rechthebbenden op leenrechtvergoedingen blijven gedurende vijf jaar geldig. Na afloop van die termijn worden onverdeeld gebleven gelden in de regel gevoegd bij nieuwe leenrechtgelden en zo alsnog in verdeling gebracht.

 

In de leenrechtrepartitie 2000 wordt leenrechtgeld  uitgekeerd aan vier groepen schrijvers en vertalers:

- Nederlandse auteurs die uitgeven bij Nederlandse uitgevers

- Vlaamse auteurs die uitgeven bij Nederlandse uitgevers

- Nederlandse auteurs die uitgeven bij Vlaamse uitgevers

- Vlaamse auteurs die uitgeven bij Vlaamse uitgevers

 

Het totale aandeel buitenland (dus de som geld die voor buitenlandse rechthebbenden bestemd is) beweegt zich tussen de 15% en 20% van het totaal beschikbare bedrag. 

 

Wat er dan nog onverdeeld blijft, betreft leenrechthebbenden wier naam, adres en bankrekeningnummer nog niet bij LIRA bekend zijn en waarnaar nog op allerlei manieren wordt gezocht.

 

KH