editie 29 / september 2009

Leenrechtrepartitie eind 2009

Eind 2009 komt er bij Lira een verdeling van leenrechtgelden aan met een speciaal randje. Op verzoek van de Stichting Leenrecht gaan de verdeelorganisaties van Leenrecht, dus ook Lira, over tot vervroegde uitbetaling van leenrechtgelden. Heel kort gezegd: de claimtermijn -ook wel de verjaringstermijn genoemd- blijft op vijf jaar staan, maar de verdeeltermijn gaat naar drie jaar.

Geteld wordt er vanaf het moment dat de gelden door de Stichting Leenrecht van de openbare bibliotheken zijn ontvangen. In de praktijk worden in datzelfde jaar de leenrechtgelden door de Stichting Leenrecht aan Lira voor uitbetaling overgemaakt en -nog steeds in datzelfde jaar- in een eerste voorlopige verdelingsronde door Lira onder rechthebbende schrijvers verdeeld.

Schrijvers en vertalers kunnen dus nog tot vijf jaar na incasso door de Stichting Leenrecht leen­rechtvergoe­dingen bij Lira claimen, maar Lira zelf is voortaan gehouden alle leenrechtgelden binnen drie jaar na bedoelde incasso te distribueren.

Claimtermijn en verdeeltermijn

Tot nu toe hield Lira een termijn aan van vijf jaar na incasso door de Stichting Leenrecht. Binnen die vijf jaar konden claims op leenrechtgelden worden ingediend en bij akkoordbevinding geho­no­reerd. Dat blijft onveranderd het geval.

Veranderd wordt de verdeeltermijn: de termijn waarbinnen door Lira leenrechtgelden onder rechthebbende schrijvers, vertalers en bewerkers worden verdeeld. Gevolg gevend aan het verzoek van de Stichting Leenrecht heeft het Lira-bestuur besloten die verdeeltermijn te bekorten van uiterlijk vijf tot uiterlijk drie jaar. Dat was een niet zo moeilijk besluit, omdat het meren­deel van de leenrechtgelden ook nu al royaal binnen die termijn aan rechthebbenden wordt uitbetaald. En dat had weer veel te maken met de steeds groeiende opbouw van een betrouwbare databank met gege­vens die voor de verdeling noodzakelijk zijn. Ofschoon zo=n databank altijd aanvulling en wijziging behoeft, nadert de opbouw zijn voltooiing. Daardoor is het Lira mogelijk steeds meer geld te verdelen in de eerste verdelingsronde. Dat is de gebruikelijke eerste verdeling die elk jaar uiterlijk in december plaats­vindt, slechts enkele maanden nadat de Stichting Leenrecht de gelden van de openbare biblio­the­ken heeft geïncasseerd.

Ook uit de nabetalingen blijkt de vooruitgang. Twee jaar geleden betrof de nabetalingsronde 9.000 relaties, verleden jaar 6.000 relaties en recent nog slechts 2.300 relaties waarvan er 1900 relaties een nadere betaling hebben gekregen.

Beleid CvTA

Het verzoek van de Stichting Leenrecht waar Lira aan tegemoet is gekomen, is gebaseerd op een uitdrukkelijke wens van het College van Toezicht collectieve beheersorganisaties auteursrechten en naburige rechten. Dit toezichthoudende college wordt kortweg ook wel aangeduid als CvTA. Het bestaat uit vier personen die door de minister van Justitie zijn aangewezen om de Nederland­se collectieve beheersorganisaties op hun gedrag te controleren.

Al eerder werd deze nieuwe maxi­male verdeel­termijn van drie jaar door het CvTA opgelegd aan de Stichting Thuiskopie. De Stichting Leen­recht heeft daarop uit eigener beweging besloten deze beleidswijziging te volgen, omdat inmid­dels duidelijk is geworden dat genoemd toezicht hou­dend College ernaar streeft deze drie jarige verdeel­termijn over de hele linie van het collectieve rechtenbeheer als richtlijn te introduceren.

Gevolg van dit veranderde beleid is wel dat er enige meegaande reservering gevormd zal moeten worden om claims die na afloop van de verdeeltermijn worden ingediend, maar binnen de claim­termijn, alsnog te kunnen honoreren. De claimtermijn is immers langer geworden dan de verdeel­termijn.

Hoe zat het ook weer?

Sinds eind 1995 is wettelijk een leenrechtregeling van kracht waarin openbare bibliotheken aan de door de minister van Justitie aangewezen Stichting Leenrecht vergoedingen betalen ten gunste van uiteenlopende rechthebbenden, van schrijvers, vertalers, bewerkers, journalisten en illustra­toren tot uitgevers, producenten en nog heel veel anderen. De Stichting Leenrecht schakelt voor de verdere verdeling onder al deze makers, acteurs, muzikanten, uitgevers en producenten een aantal verdeelorganisa­ties in die specifiek op deze uiteenlopende groepen gericht zijn - zoals Lira speciaal gericht is op makers van teksten en van op die teksten gebaseerde producties van verschillende aard zoals door scenarioschrijvers geschreven tv-series en films.

Het meeste leengeld dat Lira te verdelen krijgt, is bestemd voor schrijvers en vertalers van boe­ken en sinds het samengaan van Nieuwswaarde met Lira: voor journalisten die bijdragen hebben gepubliceerd in periodiek verschijnende geschriften. Dus tijdschriften en kranten. Let wel: het gaat daarbij uitsluitend om geschriften (boeken en periodiek verschijnende geschriften) die ook daadwerkelijk door Nederlandse openbare bibliotheken zijn uitgeleend. Het inkijken en ter plekke lezen in een bibliotheek van een tijdschrift, een krant of een (deel van een) boek creëert geen recht op een leenver­goeding. Dat heet raadpleging en valt niet onder de hier bedoelde wettelijke regeling. Ook gaat het niet om uitleningen door wetenschappelijke bibliotheken. Dat soort bibliotheken, net als schoolbibli­otheken en bedrijfsbibliotheken vallen (jammer genoeg) niet onder het Nederlandse leenrecht.

Rechthebbenden zoeken

Het geld dat Lira van de Stichting Leenrecht ontvangt, wordt voor verreweg het grootste deel in hetzelfde jaar verdeeld als waarin het bij de Stichting Leenrecht binnenkomt. Sneller kan het eigenlijk niet. Omdat het een eerste en voorlopige verdeling betreft, blijft er altijd -als bedoeld- wat geld over. Dat is geld waarvan de rechthebbenden niet meteen kunnen worden opgespoord.

Soms beschikt Lira over alle gegevens van de betreffende schrijver of vertaler, maar ontbreekt een bankrekeningnummer. Soms ook ontbreekt een adres, of is er wel een adres, maar niet het juiste. Soms is de auteur overleden, heel erg bekend, maar dienen de erfgenamen nog te worden opgespoord. Soms ook zijn er andere redenen waarom het niet meteen wil lukken om uitgeleende titels te verbinden met de gegevens die Lira nodig heeft om tot uitbetaling over te gaan.

Om alsnog het leenrechtgeld op zijn bestemming te krijgen probeert Lira haar databank aan te vullen met de ontbrekende gegevens. Dat gebeurt op verschillende manieren. Eén van die manie­ren is de rubriek Gezocht!, te vinden in dit en voorafgaande Lira Bulletins. Daarin worden na­men van rechthebbenden gepubliceerd wier gegevens nog onvolledig of niet juist blijken te zijn. Ook wordt er contact opgenomen met uitgevers die het werk van de betreffende rechthebbenden hebben uitgegeven. Soms ook zijn lezers van dit Bulletin behulpzaam bij het vinden van recht­heb­benden. Soms ook wordt er op ingenieuze andere manieren gezocht.

Dat alles gebeurt in het kader van wat je de brengplicht zou kunnen noemen die uit de aard van het leenrecht voortvloeit en die aan Lira door de eigenrechtorganisatie Stichting Leenrecht is opgelegd: een plicht om zoveel mogelijk leenrechtgeld te brengen waar het thuishoort. Het is geen onbeperkte brengplicht. Het is een brengplicht die zijn grenzen kent in wat als redelijk aangemerkt moet worden. Ooit komt er aan alle inspan­ningen een eind, en wel door succes te boeken of door het moe-gezochte hoofd in de schoot te leggen.

Vier termijnen

Inmiddels kent het Nederlandse leenrecht vier termijnen: (1) de vergoedingstermijn, (2) de steekproeftermijn, (3) de verdeeltermijn en (4) de claimtermijn.

De eerste termijn, de vergoedingstermijn, betreft de berekening van de gelden die openbare bibliotheken aan de Stichting Leenrecht moeten betalen. Aan de voorlopige uitkering aan auteurs van gelden in uiterlijk december 2009 liggen uitleningen ten grondslag die in het kalenderjaar 2008 hebben plaatsgevonden. Aan elke uitlening hangt een in de onderhandelingsstichting afgesproken tarief, geboren uit een oorspronkelijke lumpsumregeling. Wat elke openbare bibliotheek moet betalen, wordt uitgerekend aan de hand van het aantal uitleningen vermenig­vuldigd met het van toepassing zijnde tarief, met weging van de officiële verkoopprijs van het boek om ook de compensatiegedachte enige eer te bewijzen. Dat wil zeggen: de leenrechtre­geling is niet alleen, maar wel primair, een auteursrechtelijke regeling, maar probeert in de uit­voering ook rekening te houden met de schade die een auteur zou lijden door uitleningen die zijn opbrengsten uit gewone verkoop beconcurreren. Hoe duurder het boek, des te groter de potentiële schade.

De steekproeftermijn betreft de periode waarover door de Stichting Leenrecht met medewerking van openbare bibliotheken steekproeven worden genomen om de uitkomst daarvan te gebruiken voor de verdeling van gelden. Die steekproef, vaak meer dan 80% van het totale aantal uitle­ningen groot, heeft -voor wat de komende repartitie betreft- betrekking op uitleningen in de periode van 1 juli 2008 tot en met 30 juni 2009.

De verdeeltermijn heeft betrekking op de periode waarin Lira gehouden is leenrechtgelden onder rechthebbende auteurs en journalisten te verdelen, en dat is een termijn van uiterlijk drie jaar na incasso van de gelden door de Stichting Leenrecht.

De claimtermijn (of verjaringstermijn) duurt vijf jaar en neemt eveneens een aanvang in het jaar dat de Stichting Leenrecht gelden van de openbare bibliotheken incasseert. Binnen deze periode kunnen rechthebbende auteurs en journalisten aanspraak maken op leenrechtgelden onder de voorwaarden als in de repartitiereglementen van Leenrecht en Lira opgenomen.

Gevolgen nieuwe verdeeltermijn

Als gevolg van de nieuwe verdeeltermijn zal eind 2009 in de eerste voorlopige verdeelronde niet alleen het leenrechtjaar 2009, betrekking hebbend op uitleningen zoals ze voorkomen in de steekproef over de termijn van 1 juli 2008 tot 31 juni 2009, tot uitkering gebracht worden, en niet alleen -zoals gebruikelijk- wat er nog resteert van het leenrechtjaar 2004, maar ook wat er nog voor verdeling overgebleven is van de jaren 2005 en 2006. Zodat er in het jaar 2010 overgestapt zal zijn op een driejarige verdeeltermijn: een termijn die dus drie jaar in het verleden teruggaat vanaf het jaar dat Stichting Leenrecht de betreffende gelden van de openbare bibliotheken heeft ontvangen.

Hoogte van de leenrechtgelden

De verwachting is dat er als gevolg van deze stelselwijziging in de repartitie van eind 2009 wat meer leenrechtgeld voor verdeling ter beschikking zal staan dan anders. Dat moet niet begrepen worden als een permanente verhoging, maar als een bescheiden eenmalige meevaller. Feit blijft dat boeken­uitleningen in aantal teruglopen en dat -gelukkig- andere uitgeleende producten in aantal stijgen. Ook producten waaraan andersoortige auteurs dan de schrijvers van boeken hun medewerking verlenen en waarvoor dan dus die andere categorieën van schrijvende makers een leen­recht­vergoeding ontvangen.

Digitale bibliotheek

De openbare bibliotheek zal nog heel veel jaren de uitleen van papieren boeken tot belangrijkste taak hebben, maar onmiskenbaar komen daar digitale diensten bij. Jammer genoeg omvat het wettelijk mandaat van de Stichting Leenrecht vooralsnog nog niet alle activiteiten op dat terrein. Maar dat sluit niet uit dat de Stichting Leenrecht incasso- en verdeelactiviteiten op zich kan nemen die strikt genomen buiten de aanwijzing van de minister van Justitie vallen, maar wel bin­nen de statutaire missie van de Stichting Leenrecht. Die statutaire taak is -zeg maar- het facilite­ren van de uitleen en verhuur van auteursrechtelijk beschermde werken, met een speciale taak op het wettelijk terrein van de uitleen door openbare bibliotheken conform de exclusieve aanwijzing door de minister van Justitie. Het verschil tussen uitleen en verhuur zit hem vooral in het al dan niet commerciële karakter van de activiteit. Het is uitlenen als het doel niet-commercieel is, het is verhuur als winst wordt beoogd.

In het kader van haar statutaire missie heeft de Stichting Leenrecht recent afspraken gemaakt met uitgevers van e-books, op grond waarvan de Stichting Leenrecht bij openbare bibliotheken ver­goedingen incasseert per e-book dat wordt uitgeleend, en wel tegen het gewone geschriften­tarief, dus hetzelfde bedrag als door de bibli­otheek voor de uitleen van een boek wordt betaald. Via Lira komt dat geld dan vervolgens bij schrijvers en vertalers van deze e-books terecht volgens de verdeling als opgenomen in het Lira-repartitiereglement, net als dat gebeurt bij gewone leen­recht­gelden voor gewone boeken. Uitgevers ontvangen hun aandeel via de verdeelorganisatie voor uitge­vers, Stichting PRO.

Ook met betrekking tot andere digitale activiteiten in en rond bibliotheken zal in de toekomst hulp en interventie van collectieve beheersorganisaties wenselijk, zo niet noodzakelijk zijn. De eerste oefeningen in die tak van sport voltrekken zich vooral op het terrein van het culturele erfgoed, maar ook de digitale bibliotheek kondigt zich duidelijk aan. Het is zaak dat in dat hele digi­tale gebeuren belangen van auteurs (en uitgevers) van het begin af aan krachtig verdedigd worden. Naar mijn overtuiging is de collectieve beheersorganisatie daartoe het best toegerust, totdat het tegendeel zou worden bewezen.

KH