editie 20 / september 2006

Scenarioschrijvers en commerciële omroepen

18 Mei jongstleden heeft LIRA samen met het Netwerk Scenarioschrijvers een bijeenkomst georganiseerd met scenarioschrijvers die vooral werken voor commerciële omroepen.

LIRA heeft een vrij goed beeld van de condities waaronder scenarioschrijver voor de Publieke Omroep werken (PO), maar er is een minder scherp beeld van hoe zaken nu contractueel geregeld zijn bij de Commerciëlen. Om de specifieke problemen en knelpunten van deze schrijvers te achterhalen én om te kijken waar LIRA en het Netwerk hulp kunnen bieden, is een bijeenkomst georganiseerd.

Aanwezig waren ca. 15 scenarioschrijvers, de directeur, voorzitter, accountmanager en een jurist van stichting LIRA. alsook de coördinator van het Netwerk Scenarioschrijvers.

De opdrachthonoraria die gehanteerd worden voor het schrijven van scenario’s bij de PO en de commerciëlen, worden als ongeveer gelijkwaardig ervaren. Het grootste verschil echter is dat bij de commerciëlen voor hetzelfde bedrag geëist wordt dat ook alle rechten afgedragen worden, met uitzondering vaak van de zogenoemde Lira-rechten, te weten de kabelrechten en de aanspraken op thuiskopievergoedingen die de meeste scenarioschrijvers in hun aansluitingscontract al aan Lira toevertrouwd hebben.. 

Niet alle werkzaamheden voor de PO vinden plaats onder de voorwaarden van het modelcontract dat bij de PO gebruikelijk is. Dat komt vooral, doordat de PO meer en meer werkt met buitenproducenten. De PO legt buitenproducenten wel condities op waaronder geproduceerd moet worden, maar die stemmen niet overeen met gebruikelijke modelcontract. Bij de commerciële partijen blijkt vooral met Talpa niet te onderhandelen over minder dan overdracht van alle rechten. Hier staat vaak nagenoeg geen vergoeding tegenover. 

In alle scenariocontracten - zowel bij de PO als bij de commerciële partijen - worden de door de scenarioschrijver aan LIRA overgedragen rechten gerespecteerd. Dat is voor LIRA een verheugende constatering, omdat het een opening biedt voor onderhandelingen over vergoedingen voor collectieve rechten met de commerciële zenders, met name op het punt van de  kabelrechten.

Producenten zijn erg afhankelijk van de kwalitatieve input van de scenarioschrijvers, maar de scenarioschrijvers lijken niet in staat deze afhankelijkheid te gebruiken/uit te buiten. Aanwezige auteurs vinden het - ondanks deze afhankelijkheid - in veel gevallen lastig om te onderhandelen over vergoedingen, omdat veelal het gevoel heerst dat deze al min of meer vastliggen. Vergoedingen worden vaak in percentages berekend. Het beschikbare honorarium voor de scenarioschrijver is vaak ook afhankelijk van het budget van de productie.

Het blijkt lastig om te onderhandelen over slechts een beperkte overdracht van rechten met producenten. Een licentieovereenkomst is in principe voldoende om een serie te produceren, maar licenties lijken absoluut niet im Frage te komen bij de producenten. Ze eisen bijna altijd volledige overdracht van rechten, maar willen hier vervolgens niet een billijke vergoeding voor betalen. Hierdoor ben je als scenarioschrijver al snel alle rechten op je geesteskind kwijt. Inclusief mechanische reproductie, merchandising, etc. etc. Zoals gezegd: vooral bij Talpa is er de houding van ‘take it or leave it’ leert de ervaring van sommige aanwezigen.

De ervaring van meer aanwezige scenarioschrijvers is dat zij bij onderhandelingen vaak lang aan het lijntje gehouden worden en men al hard aan het werk is, wanneer de scenario-overeenkomst klaar is om getekend te worden. Als op het laatste moment de scenarioschrijver nog ‘moeilijk gaat doen over rechten-issues,’ dan wordt hem/haar soms wel te verstaan gegeven dat men de serie net zo lief niet uitzendt. 

Conclusie: in het algemeen is de betaling voor een scenario voor de PO en voor de commerciële televisie ongeveer gelijk, maar bestaat er (groot) verschil in de hoeveelheid aan rechten die moeten worden overgedragen. De overdracht van deze extra rechten leidt niet tot een hogere vergoeding. 

Schrijvers die in loondienst werken, hebben daarbij ook nog eens de handicap dat ingevolge het Nederlandse werkgeversauteursrecht niet de schrijver, maar de werkgever aangemerkt wordt als de maker van het werk. Het is daarmee de werkgever die de auteursrechten heeft. De scenarioschrijver ontvangt loon. 

‘Schrijven voor de commerciëlen’ heeft in het algemeen minder met creativiteit te maken dan met ‘productie-draaien’ is een ander gevoelen dat leeft. Vooral bij de soaps wordt vanuit ‘productie-oogpunt’ naar scenarioschrijvers gekeken. Dit is wel een mooie plek voor beginnende schrijvers om aan het begin van hun loopbaan vooral veel ‘kilometers te maken.’ Daarbij is het gebruik van een concurrentiebeding vaak een lastig bijkomend verschijnsel. In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat veel concurrentiebedingen te ruim zijn gesteld en daardoor juridisch waarschijnlijk geen stand kunnen houden. Ieder geval moet echter in zijn eigen context worden beoordeeld. Een beroep op Rechtshulp Auteurs, al is het maar voor een gratis advies, lijkt voor de hand te liggen.

SvR/WS