editie 16 / mei 2005

Verlsag klachtencommissie leenrechtrepartitie 2004

Op 15 februari 2005 kwam de klachtencommissie van de Stichting LIRA bijeen om zich te beraden over klachten die bij de commissie werden ingediend naar aanleiding van de leenrechtrepartitie 2004.

De klachtencommissie van LIRA is een bestuurscommissie die het bestuur van LIRA adviseert over de afhandeling van de klacht en eventueel verder te nemen maatregelen. Het bestuur van LIRA neemt naar aanleiding van het uitgebrachte advies een besluit over de klacht. Tegen dit bestuursbesluit is volgens artikel 15e van de Auteurswet beroep mogelijk bij de arrondissementsrechtbank in Den Haag.

Van een klacht is sprake als een auteur bezwaar maakt tegen een aspect van de uitvoering van de leenrechtregeling zoals die door de Stichting Leenrecht is opgedragen aan de Stichting LIRA, dat bezwaar van de auteur door interventie van het LIRA-bureau niet wordt weggenomen en dat bezwaar door de auteur binnen de gestelde termijn van twee maanden na de leenrechtrepartitie schriftelijk is voorgelegd aan de leenrechtklachtencommissie van de Stichting LIRA. 

Dit keer ging het in totaal om vier klachten, waarvan er twee betrekking bleken te hebben, niet zozeer op de leenrechtrepartitie van eind 2004, maar op tussentijdse correcties in het geschriftenbestand dat voor de jaarlijkse verdeling wordt gebruikt, en twee op nog weer een andere zaak: de correctie van ooit teveel uitbetaalde leenrechtgelden. 

Ten aanzien van deze laatste twee klachten formuleerde de klachtencommissie, ofschoon van oordeel dat het strikt genomen niet om klachten ging die betrekking hadden op de leenrechtrepartitie van eind 2004, twee adviezen die voor gewone besluitvorming aan het LIRA-bestuur zullen worden voorgelegd, beide positief voor de auteur.

Ten aanzien van de twee klachten die betrekking hadden op correcties in het geschriftenbestand, in casu de samenvoeging van twee relatienummers tot één nieuw relatienummer, waardoor een verrekening tussen twee gescheiden gehouden rijtjes financiële gegevens plaats moest vinden waartegen klagers om uiteenlopende redenen bezwaren hadden, kwam de klachtencommissie tot het advies om in één geval coulance te betrachten en in het andere geval de verrekening, net als dat in andere soortgelijke gevallen gebeurt, voort te zetten. 

De in dit verslag vermelde adviezen zijn ter besluitvorming voorgelegd aan het bestuur van de Stichting LIRA. Aangenomen mag worden dat het bestuur van de Stichting LIRA van de voorgelegde adviezen besluiten zal maken.

LB/CPAH