editie 16 / mei 2005

Erasmus/Descartes conferentie 2004/leenrecht in Frankrijk

Op 26 en 27 november vond in Parijs de tweejaarlijkse Erasmus/Descartes Conferentie plaats, een dialoog tussen Nederland en Frankrijk op cultureel en zakelijk gebied. Deze keer was het onderwerp van de conferentie ‘Cultuur als economische uitdaging’.

Het spreekt vanzelf dat binnen dat thema ook het auteursrecht, het intellectueel eigendom in de ruimste zin van het woord, dus inclusief patenten en octrooien, een belangrijke rol speelt. Uit een onderzoek van enige jaren geleden is gebleken dat deze aanspraken ongeveer 6% aan het Bruto Nationaal Product (BNP) bijdragen – meer dan bij voorbeeld de bancaire sector. Nu vormen literaire auteursrechten daar maar een klein onderdeel van. Niettemin gaan ook daar miljoenen in om.

De conferentie werd, na een openingsavond waar onder meer staatssecretaris Medy van der Laan een openingsspeech hield, opgedeeld in werkgroepen. Film, muziek, dans, letteren etc. De werkgroep Letteren, voor LIRA interessant, bestond uit ongeveer twintig vertegenwoordigers – steeds Nederlandse en Franse tegenhangers – van de verschillende belanghebbende en geïnteresseerde groepen.. Bibliotheken, ministeries, auteursrechtorganisaties, uitgevers, boekhandelaars, critici e.d. en de discussie stond onder leiding van Margot Dijkgraaf, vooral bekend als criticus van de NRC. Vanzelfsprekend kwam in de discussie de kwestie van het leenrecht aan de orde. Nederland heeft zich al jaren aangepast aan de Europese richtlijn die de invoering van een auteursrechtelijke vergoeding voorschrijft (dat wil zeggen – simpel samengevat -: hoe vaak is een boek uitgeleend en wat is de billijke vergoeding voor dat uitlenen?) Daarbij is in Nederland een verdeling tussen buitenlandse auteurs en Nederlandse vertalers afgesproken (30%/70%). In Frankrijk is tot nu toe niets geregeld. 

Wel bleek tijdens deze conferentie, bij monde van Guillaume Husson van het Franse Ministerie van Cultuur en Communicatie, dat men in Frankrijk al geruime tijd bezig is met het voorbereiden van een wet waarin uitsluitend de rechten van Franse auteurs worden geregeld. Ook dat stuit al op grote tegenstand van de Franse bibliotheken. Buitenlandse auteurs zouden kunnen fluiten naar welke vergoeding dan ook, uit angst dat het merendeel van het beschikbare geld naar Amerikaanse en Engelse auteurs zal gaan. Helaas slaat Frankrijk daarmee de weg in die ook de Scandinavische landen hebben gekozen – uitsluitend een regeling voor de ‘eigen’ auteurs. LIRA zal dus voorlopig niet overdreven veel haast maken om de gelden die voor Franse auteurs zijn gereserveerd, daadwerkelijk uit te keren, ook al vanwege het feit dat er nog geen organisatie in Frankrijk bestaat die de verdeling daarvan op zich zou kunnen nemen. Wellicht was de slotrede van de Franse onderminister van Cultuur en Communicatie Catherine Ahmadi-Ruggeri een goede aanbeveling. Zij pleitte voor een belangrijker rol van de Europese Unie in de sociale en economische processen die met cultuur samenhangen, maar niet in het oordelen over kunst en cultuur.

NVM