editie 14 / september 2004

Jaarvergadering aangeslotenen 2004

Op zaterdag 12 juni 2004 vond in het Okura Hotel in Amsterdam LIRA’s jaarvergadering plaats. Net genoeg LIRA-aangeslotenen waren aanwezig om tot geldige besluiten te komen.

Voorzitter Kees Holierhoek opent de jaarvergadering en meldt dat de leenrechtrepartitie van eind 2003 zowel technisch als financieel goed is verlopen. Dat blijkt ook uit het geringe aantal klachten dat is binnengekomen: klachten van niet meer dan 8 personen hebben de leenrechtklachtencommissie bereikt. Financieel werd de teruggang in het aantal uitleningen redelijk gecompenseerd door een nog tot het jaar 2005 doorgaande jaarlijkse stijging van het uitleentarief, de volle werking van de inflatiecorrectie en de toevoeging aan de repartitie van een bescheiden hoeveelheid reprorechtgelden, bestemd voor zogenoemde bellettristische geschriften.

 

Nederlandse auteurs hebben eind 2003 na aanmelding kunnen profiteren van de Vlaamse leenvergoeding. Dit jaar is er nog weinig bekend over het effect van een leenrechtuitkering uit België op een nieuwe meer auteursrechtelijke grondslag. Wel staat vast dat het beschikbare bedrag een stuk lager zal zijn dan eind 2003. Tevens wordt de groep rechthebbenden uitgebreid. Van beide factoren samen mag een beduidende verlaging van de uitkeringen verwacht worden. Zodra LIRA meer informatie krijgt, zal die via het LIRA Bulletin en zo nodig op andere wijze worden doorgegeven. 

 

Met de Duitse zusterorganisatie VG Wort is een wederkerigheidsovereenkomst afgesloten. De vaststelling van het bedrag dat uit Duitsland verwacht mag worden is echter nogal complex aangezien in Duitsland leenrechtvergoedingen voor een groot deel aangewend worden voor collectieve sociaal-culturele zaken. Naar verwachting zal de uitkering vanuit Duitsland dan ook niet al te hoog zijn. Daarbij komt dat VG Wort reglementair slechts met drie jaar terugwerkende kracht uit kan betalen. Leenrechtgelden uit eerdere jaren die LIRA gereserveerd heeft staan voor Duitse rechthebbenden, zullen dan ook niet aan Duitse rechthebbenden worden uitgekeerd, maar ter compensatie van Nederlandse rechthebbenden worden aangewend. Dit soort situaties zijn in LIRA’s repartitiereglement voorzien: als een ander land een leenrechtstelsel kent, kan LIRA aan de uitkering van Nederlandse gelden naar dat land de voorwaarde van wederkerigheid stellen.

 

Aan ALCS, LIRA’s Engelse zusterorganisatie, is in 2003 ruim één miljoen euro uitgekeerd als vergoeding over een aantal jaren voor het bestanddeel Engelse auteurs dat - meestal vertaald - door Nederlandse openbare bibliotheken wordt uitgeleend. Nederlandse leenrechthebbenden wier boeken in Engeland worden uitgeleend, hebben een in verhouding veel lager bedrag ontvangen, maar dat is de consequentie van het auteursrechtelijke leenrechtsysteem. Het is de uitlening die vergoed wordt, en bij minder uitleningen is er sprake van een geringere vergoeding.

 

Ondanks de vele inspanningen van LIRA om vooral leenrechtgelden te verdelen blijft het totaal van de nog te verdelen gelden elk jaar, zij het de laatste jaren langzamer, stijgen. Om het probleem in slechts één aspect te schetsen: een belangrijk deel van die onverdeelde gelden komt toe aan Amerikaanse auteurs. Maar er is geen Amerikaanse zusterorganisatie die deze gelden in ontvangst kan nemen en verder onder Amerikaanse auteurs kan verdelen. Vanuit de zaal wordt de vraag gesteld of deze gelden niet via Amerikaanse uitgevers onder Amerikaanse auteurs kunnen worden uitgekeerd. Penningmeester Rien Verhoef benadrukt dat LIRA ernaar streeft voor grote groepen van rechthebbenden leenrechtgelden via één buitenlands loket uit te keren in verband met de kosten. De kosten voor een individuele uitkering zijn exorbitant hoog en zullen ergens op verhaald moeten worden.

 

De voorzitter benadrukt dat LIRA zelf er belang bij heeft tot uitkering van gelden over te gaan. Hoe meer geldt LIRA uitkeert, des te meer geld zij te besteden krijgt. Dat heeft vooral te maken met de op de uitkering ingehouden gelden voor sociale en culturele doelen (zogenoemde socu-gelden). Deze vergoedingen komen ten goede van auteurs, zij het  niet op individuele grondslag.

De voorzitter belicht de oprichting van het Contractenbureau en de verhuizing van dat bureau uit Hoofddorp naar een Amsterdams kantoorpand. In eerste instantie werkt dat Contractenbureau voor scenarioschrijvers. Het wordt ook in belangrijke mate gefinancierd uit gelden die bestemd zijn voor scenarioschrijvers. Vandaar ook dat LIRA een samenwerkingsverband is aangegaan met het Netwerk Scenarioschrijvers, zodat het Contractenbureau door LIRA en het Netwerk Scenarioschrijvers samen wordt bestuurd. 

 

Als laatste punt in zijn toelichting op het gevoerde beleid komt de voorzitter te spreken over de situatie rond het reprorecht  dat al heel lang door de publieke sector verschuldigd is, maar sinds februari 2003 ook door het bedrijfsleven betaald moet worden. Hij gaat ervan uit dat er ook zeker gelden uit dat nieuwe reprorecht in de richting van LIRA’s schrijvers en vertalers zullen gaan, maar waarschuwt tegelijk dat de verwachtingen op dit punt beter niet al te hoog gespannen kunnen zijn. De nieuwe reprorechtregeling voor het bedrijfsleven, een forfaitair systeem dat wezenlijk gebaseerd is op het soort bedrijf en het aantal medewerkers, roept niet alleen veel reacties van het bedrijfsleven op, ook belangengroepen zoals de dichters hebben zich bij LIRA gemeld met het oog op de verwachte ontvangsten. De dichters als verenigd in de Werkgroep Poëzie van de Vereniging van Letterkundigen vroegen om een aandeel van 30% vanwege het grote aantal gedichten dat binnen het bedrijfsleven zou worden gekopieerd. Van een dergelijke poëziehonger in de Nederlandse industrie en de zakelijke dienstverlening hier te lande is de voorzitter tot nog toe niets gebleken. Aan literair repertoire wordt volgens de meest recente onderzoekgegevens, met name het Veldkamp-onderzoek inzake fotokopieën in het bedrijfsleven, slechts voor enkele procenten gefotokopieerd. 

 

LIRA’s directeur, André Beemsterboer, belicht de situatie rond het kabelrecht. In 1984 (twee jaar vóór de oprichting van LIRA) hebben rechthebbenden met de kabelexploitanten een centrale overeenkomst gesloten. Deze bestaat op 1 juli 2004 dus 20 jaar. De waarde van dat contract voor alle rechthebbenden tezamen (makers, omroepen, producenten) is inmiddels opgelopen tot circa 60 miljoen euro’s per jaar. Per maart 2005 is het contract door de kabelexploitanten opgezegd. Er zijn nog geen problemen voor dit jaar te verwachten, maar volgend jaar kan dat anders zijn. Om diverse redenen menen de kabelmaatschappijen dat ze onder het contract uit kunnen komen, of in ieder geval andere voorwaarden kunnen bedingen.  Nieuwe onderhandelingen staan voor de deur, waar LIRA nauw bij betrokken zal zijn.

 

De kabelexploitanten vinden dat de overheid de betaling van de auteursrechtelijke kosten voor haar rekening zou moeten nemen, aangezien het de overheid is die de kabelexploitanten verplicht tot doorgifte van Nederland 1, 2 en 3 en de publieke radiozenders. Maar volgens de rechthebbenden blijven het de kabelexploitanten die de werken daadwerkelijk voor de tweede keer openbaar maken en ook volgens de desbetreffende Europese richtlijn zijn zij het die voor deze secundaire openbaarmaking moeten betalen.

 

Na de toelichting van de voorzitter gaat de vergadering akkoord met het gevoerde beleid van het afgelopen jaar, geeft haar fiat aan de in het jaarverslag gepubliceerde beknopte jaarrekening en herbenoemt twee bestuursleden na twee stemmingen die geen onthoudingen of tegenstemmen opleveren, voor een nieuwe periode van drie jaar: Nelleke van Maaren op bindende voordracht van de Vereniging van Schrijvers en Vertalers en Rien Verhoef op voordracht van de aangeslotenenvergadering. 

 

Hierna krijgt Gerard  Suurmeijer, bestuurslid van de Stichting AENA, het woord. Hij geeft een uiteenzetting over de pensioensituatie rondom auteurs. Belangrijkste oorzaak van een zekere impasse in de verdere uitbouw van het beroepspensioenfonds AENA is het feit dat de zogenoemde verplichtstellingsaanvraag nog steeds niet is goedgekeurd door de Pensioen- en VerzekeringsKamer (PVK). De reden daarvan is gelegen in de structuur van de verzekeringsmaatschappij waarmee AENA samenwerkt. Die structuur is inmiddels gewijzigd. Desondanks schiet het niet op.

 

Voor hun oudedagsvoorziening hebben auteurs de beschikking over drie opties: sparen, een lijfrenteverzekering afsluiten of een pensioen opbouwen. Tot de nadelen van het sparen behoren het feit dat gunstige fiscale condities ontbreken en dat men heel veel discipline op moet brengen. Ook bij minder inkomsten zal men immers moeten blijven doorsparen. Het nadeel van lijfrenteverzekeringen is dat men moet voldoen aan de fiscale voorwaarde voor de aftrekbaarheid van betaalde premies. Dat betekent dat men moet aantonen dat men een pensioentekort heeft. Daarnaast zal ook hier, bij weinig werk en dus weinig inkomsten, steeds het vastgestelde verzekeringsbedrag betaald moeten worden, tenzij men zich neerlegt bij een vermindering in de hoogte van de verzekerde lijfrentes. 

 

Het voordeel van een pensioenregeling via de Stichting AENA is dat AENA geen winstoogmerk heeft, de fiscale aspecten overzichtelijk en gunstig zijn en een hoog rendement kan worden verkregen. Ook partners en kinderen kunnen meeverzekerd worden.

 

Voor LIRA is het mogelijk alle auteurs die geld van LIRA ontvangen, toegang te geven tot het pensioenfonds AENA door bijvoorbeeld 3% op de uitkeringen van LIRA als pensioenpremie in AENA te storten. Als dat bedrag betaald wordt uit de socu-inhoudingen, merken auteurs niet eens dat er voor hen premie wordt betaald. Maar in het geval dat een auteur, eenmaal toegang hebbend tot AENA op grond van de pensioenheffing van 3%, zelf en vrijwillig zijn pensioenuitkering door eigen bijdragen zou willen verhogen, zijn de grenzen waarop dat tegen fiscaal aantrekkelijke voorwaarden mogelijk is, zo beperkt dat het effect van de bijstorting in veel gevallen vrijwel te verwaarlozen is. De wettelijke grenzen voor het vrijwillig bijstorten van pensioengelden zijn streng. De spreker geeft een paar voorbeelden waaruit blijkt hoe gering de mogelijkheid is om bij het soort bedragen dat leenrechthebbenden in de regel ontvangen, tegen fiscaal aantrekkelijke voorwaarden op eigen initiatief bijstortingen te doen.

 

De voorzitter trekt als voorlopige conclusie uit de uiteenzetting dat je niet direct terecht komt bij de ter discussie staande 3%-regeling, als de vraag beantwoord moet worden welke oudedagsvoorziening het meest effect voor de auteur sorteert. Alleen auteurs die veel geld van LIRA ontvangen, en die zijn er gelukkig ook, zullen wezenlijk baat hebben bij de AENA-constructie, als het om hun oudedagsvoorziening gaat. Hij deelt mee dat het LIRA-bestuur zich verder op de kwestie zal beraden.

 

Rondvraag:

- Gaat een claim verloren als een auteur zich niet (op tijd) aanmeldt voor een leenrechtvergoeding, zoals bijvoorbeeld bij de Vlaamse leenvergoeding?

 

Het is bij LIRA nog niet bekend hoe het precies in Vlaanderen eind 2004 met het leenrecht zal gaan. We weten nog niet welke regels op het nieuwe systeem van toepassing zullen zijn. De uitkering van eind 2003 kende een uiterste aanmeldtermijn waarna geen aanspraken meer konden worden ingediend. Bij LIRA kan er reglementair nog tot 5 jaar terug geclaimd worden, maar elk land kan zijn eigen regels stellen voor de duur van de vergoedingsaanspraken. De vergoedingsaanspraak kan volgens de Europese richtlijn zelfs op “0” gezet worden. 

 

- Blijft er bij LIRA veel geld aan de strijkstok hangen, met andere woorden: wordt er wel voldoende uitgekeerd aan de auteurs?

 

Bij LIRA gelden wisselende inhoudingen voor administratiekosten. Die variëren afhankelijk van de vraag of er veel werk voor moet worden verzet. Zo wordt voor de verdeling van leenrechtgelden 5% gerekend, voor de verdeling van kabelgelden 10%. In 2003 was de gemiddelde administratielast iets meer dan 7% van de incasso. Als een administratiekostenpercentage te hoog is in verhouding tot de werkelijke kosten, vloeit het verschil uiteindelijk weer terug naar de alsnog te verdelen gelden. Op die manier wordt in beginsel altijd precies betaald wat een verdeling kost.

 

De voorzitter bedankt de aangeslotenen voor hun aanwezigheid en de discussie. Hij sluit de vergadering.

LB/KH