editie 1 / mei 2000

Vertaaldagen in Nijmegen

Op 10 en 11 december j.l. is aan de Nijmeegse Universiteit een - mede door LIRA gesponsorde - tweedaagse bijeenkomst gehouden voor professionele literaire vertalers en anderen die op de een of andere wijze met het vertalen van literatuur te maken hebben. Dat gebeurde onder meer om ook buiten de universiteit - bij het `veld', zoals dat tegenwoordig heet - de aandacht te vestigen op de nieuwe bijzondere leerstoel `Theorie en Praktijk van het Literair Vertalen' die wordt vervuld door dr. Ton Naaykens. 

 

De eerste dag was gewijd aan een symposium over kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering op het gebied van het literaire vertalen. Deze kwestie is op het ogenblik actueel, omdat Nederland sinds de opheffing van het Instituut voor Vertaalwetenschappen van de Universiteit van Amsterdam geen specifiek literaire vertalersopleiding meer kent. Drie deskundigen gaven om te beginnen hun visie op het vraagstuk: Jean Boase-Beier van de University of East Anglia, waar sinds ruim tien jaar met veel succes een interessante praktisch/theoretische post-graduate literaire vertaalopleiding is ontwikkeld; Ton Naaykens die een helder overzicht van de situatie in Nederland gaf en verschillende oplossingen voorstelde; en Peter Nijssen, redacteur van De Arbeiderspers, die toelichtte welke belangen uitgevers hebben bij kwaliteitsbevordering en vurig pleitte voor een mentorsysteem waarbij ervaren literaire vertalers aankomende jonge vertalers begeleiden. 

 

De middag was gewijd aan een ronde-tafelgesprek onder leiding van Rudi Wester, directeur van het Nederlands Literair Produktie en Vertalingenfonds, waaraan behalve de sprekers van die ochtend ook een aantal vertalers en andere betrokkenen deelnamen. De grote vragen waren, kort samengevat: hoe moet kennisoverdracht plaatsvinden, nu daar nauwelijks meer een formele infrastructuur voor is? Op welke andere manieren kan de kwaliteit en deskundigheid van literaire vertalers worden bevorderd? Is het werkelijk nodig dat (vooral Engelse) romans in ijltempo en vaak door een combinatie van vertalers worden vertaald, hetgeen de kwaliteit niet ten goede komt? De middag werd besloten met een discussie van een uur met de (overvolle) zaal, waarbij enige deelnemers ook de gelegenheid te baat namen om hun hart te luchten over andere grieven. Het feit bijvoorbeeld dat veel uitgevers ingeleverde vertalingen nauwelijks of helemaal niet meer laten redigeren, zelfs niet nalezen. Een persklaarmaker bekijkt de tekst op eventuele spellingcorrecties en daar blijft het bij. Of de jacht op bestsellers, die niet alleen tot ijlvertalingen zou leiden, maar ook tot het veronachtzamen van belangrijker actuele literaire werken. Toen de gemoederen al te verhit begonnen te raken, werd het tijd voor een borrel om de zaken en petit comité verder te bespreken.

 

Degenen die de tekst van de tijdens het symposium gehouden lezingen, alsmede een artikel van Maarten Steenmeijer over deze problematiek, willen nalezen verwijs ik graag naar het eerstvolgende nummer van het tijdschrift Filter. (Uitgeverij Coutinho, Slochterenlaan 7, 1405 AL Bussum, 035-6949991)

 

De tweede dag was gewijd aan het echte handwerk. Zo'n zestig professionele literaire vertalers hielden zich in acht verschillende werkgroepen (`workshops') - natuurlijk ingedeeld naar taal en naar `in' of `uit' het Nederlands - de hele dag bezig met acht verschillende, maar stuk voor stuk bijzonder lastige teksten. Iedereen die zich had ingeschreven had `zijn' tekst thuis al zo goed mogelijk vertaald en - op een enkeling na - van tevoren ingeleverd, zodat het werk in feite alleen neerkwam op discussies over wat nu eigenlijk de beste vertaling was. Geen groep kwam verder dan driekwart bladzijde - wat natuurlijk ook met de moeilijkheidsgraad van de vertalingen samenhing - en had niettemin het idee dat er een enorme hoeveelheid zinnig werk was verzet. De opzet van de dag volgde het model van de jaarlijkse `vertaaldag' die tot begin jaren tachtig werd georganiseerd door de Werkgroep Vertalers van de VVL en de literaire afdeling van het NGV - waaraan veel oudere vertalers nog goede herinneringen hebben.

 

Waarom deze `oeverloze' discussies zo bevredigend zijn, weet ik niet precies. Ik kan het wel vermoeden. Vertalers worden in deze omstandigheden gedwongen heel exact uit te leggen - in woorden te vatten, niet alleen op een `gevoel' af te gaan - waarom ze de ene vertaling prefereren boven een andere. En dat niet tegenover beleefde, maar verveelde buitenstaanders, maar tegenover andere vertalers, die er vol tegenin gaan, andere ingenieuze en doeltreffende varianten bij de hand hebben of onverwachte opvattingen blijken te huldigen over een bepaalde woordkeuze of zinsconstructie. Eigenlijk komt het erop neer dat dit de gelegenheid is om eens een keer voluit over de problematiek van bepaalde vertaalkeuzes te praten - een onderwerp waarmee je je op verjaardagen of feestjes zelden populair maakt. Dat is niet erg of zielig, want hetzelfde geldt voor ettelijke andere beroepen - wie heeft behoefte aan een exacte beschrijving van de professionele problemen van een computerprogrammeur? Met dit verschil dat de computerprogrammeur daar op zijn werk zoveel over kan praten als hij wil, terwijl de literaire vertaler geen andere werkomgeving heeft dan zijn eigen kamer(tje) en zijn eigen hoofd. En ook ervaren vertalers kunnen van elkaar leren.

 

Uit de enthousiaste reacties in Nijmegen bleek dat er veel behoefte is aan intensieve werkbijeenkomsten als deze. Dat gold zowel voor ouderen die zich de vroegere vertaaldagen nog herinnerden als voor jongeren, want er liepen heel wat jonge vertalers rond die daar geen herinnering aan kunnen hebben. Bij de nabespreking - waarbij ook voorstellen voor verdere verfijning werden gedaan, zoals de behoefte aan een `native speaker' bij elke werkgroep - was de algemene opinie dat we de traditie van de Vertaaldagen in ere zouden moeten herstellen. Natuurlijk is dat een kwestie van geld en enthousiasme. Aan het laatste ontbreekt het niet, het eerste is schaarser. Deze tweedaagse bijeenkomst werd `gesponsord' door de Nijmeegse universiteit, het LIRA Fonds, het Literair Produktie Fonds en het Fonds voor de Letteren. Het lijkt een goed plan alles op alles te zetten om met deze vier organisaties deze Vertaaldagen, die zo overduidelijk in een behoefte voorzien, op een jaarlijkse basis te organiseren.

 

NVM